Ik wroette mij doorheen braamstruiken
zoekend naar wie ik liefheb.
Heuvels beklom ik, op zoek naar haar.
Zij vertrok zonder één blik
en sleepte ’t verleden met zich mee.
Een ander kruiste dartelend ons pad.
Als een jonge ree wierp zij zich
zonder nadenken in het onbekende,
gefocust op haar prooi, haar doel.
Maar haar verleden met mij
deed haar vlucht stoppen
en bracht haar terug
naar mijn knuffelende handen.
Samen likken we onze wonden.