Ik vind niet altijd
mijn weg in het labyrint,
want m’n leven is een sprint
van hier naar overal
door berg en dal.
Daarom zie ik nooit
de bomen in het bos,
geen everzwijn of vos.
Hoor ik nooit
het zingen van de wind,
’n merel of een kind.
De eindmeet komt
rapper dan ik dacht
en dan volgt de nacht.
Niet zozeer voor mij,
maar voor mensen aan mijn zij.