Mijn lieve moeder,
je ligt daar zo stil en zonder te bewegen,
je ogen gesloten voor het felle licht.
Je rust niet zomaar een beetje.
Waarom antwoord je niet als ik je naam roep?
Waarom wuif je niet als ik mijn hand opsteek?
Je deed het zo vaak in je leven.
Mijn lieve moeder,
zo wil ik jou niet kennen.
Ik heb nog zoveel te zeggen.
We hebben nog zoveel te doen.
Kom mee met mij en lach dan
je tranen van blijdschap.
Ik weet wel, mijn lieve moeder,
dat zoiets niet kan.
Je voelt je immers goed
op de plek waar je nu bent.
Rust nu maar in vrede.
Voor Adeline Beets
+4 november 2000