Ik zeg nooit ja of nee. Ik zeg nooit zwart of wit. Grijs, zeg ik. Of iets daar tussenin. Ik praat nooit luid of stil. Ik fluister nooit hard of zacht. Zwijgen doe ik. Of toch meestal. Ik vecht nooit voor- of achteraan. Sta nooit op de barricade. Loop ik soms toch voorop, dan beef ik. Praat ik in de groep, dan bloos ik. Ik vind nooit de woorden en geef me altijd gewonnen. Altijd bang om fout te doen. Verlegen om te praten. Blozend wegkijken. Laat anderen maar zeggen Laat anderen maar praten Laat anderen maar vechten Laat hen strijden voor mij.