Jonathan is dood.
Jonathan was dik.
Hij was een stomme kloot,
een smeerlap en een flik.
Wanneer hij lachte,
zag je gele tanden.
Dat kon je wel verwachten,
geel met bruine randen.
Erg eenzaam was de man,
vrienden had hij niet.
Hij was geen Don Juan
en kuste nooit een griet.
Jonathan is nu dood.
Nog altijd is hij dik.
Nog steeds een stomme kloot,
een smeerlap en een flik.