Ik steek
donder en bliksem
in mijn binnenzak
en stap naar het licht.
Zittend op het witte paard
verover ik in volle galop
de horizon van simpele dingen.
Ik deel ze uit
aan mijn vrienden,
ook al heb ik er niet zo veel.
De deur met
de schurende scharnier
sloot ik achter mij.
Zonder iemand te wekken.
Nu zwijg ik met de stem
van de stilte
en rust ik op mijn rug
tussen de heuvels.
Straks loop ik met kordate stap
aan de rand van de vijver.
Dan baad ik mij
in het water van het geluk.