Ik zet de muziek wat luider,
want ik wil het kloppen niet horen.
Laat hem staan voor de deur.
Ik hou niet van zijn kleur.
Ik zet de televisie uit,
want een kind smeekt om hulp.
Dat smeken wil ik vergeten,
want het wil alleen maar eten.
Ik draai mijn hoofd weg,
want de klappen wil ik niet zien.
Het zijn mijn zaken niet.
Ik walg van haar verdriet.
Ik loop die man voorbij.
Laat hem liggen en drinken.
Zijn verhaal wil ik niet horen.
Eenzaamheid zal bij mij nooit scoren.
Ik keer haar de rug toe,
want voor mij is dat geen vrouw,
maar een hoerig wijf.
Ik betaal niet voor een lijf
Ik ken niemand van die mensen
en toch blijf ik hen verwensen.