Geen wind, geen water.
Geen lied, geen licht.
Plots scheen de zon
op alles wat er niet was.
Stilte.
Zelfs de wind
fluisterde niet.
Engelengezang
vol hemelse noten.
Kleurloos.
Grijs en grauw,
de hemel was niet blauw.
Druppels dropen
vol kleur uit de lucht.
Alles was er,
behalve het leven.
Dieren doken op
uit de diepe zee
en gingen aan land.
Uit een modderpoel
verrees een man
en uit hem een vrouw.
Hij genoot ervan
en legde zich te rusten.
Tot aan de oerknal.