Een man zit in de trein.
Net pak, gestreken broek
en met een spannend boek.
Op weg naar z’n vrouw.
Voor haar is hij een beer.
want zij kent hem niet meer.
Dus hoor je hen zingen.
Van twee beren
die broodjes smeren.
Zo groot is hun kleine geluk.
Tot zij moe naar bed toe moet
en hij zegt: “Droom maar zoet.”