Zigeunerviolen over
het Avondland.
Traag en droef.
Geen mens hoort ze.
Alleen ik.
En ‘k droom
over hoe mooi
alles was.
Het ochtendgloren
in een rijpend voorjaar.
De trage witte wolken.
De zon gaat nooit onder
en dan dagenlang
spelen in het bos.
Nog geen vijftig
en toch hoor ‘k
zigeunerviolen over
mijn Avondland.
Geen mens hoort ze.
Alleen ik.
Nieuwe dromen zijn gekomen.
Daarom klinken die violen
niet altijd traag en droef.
Ze laten me weten
hoe mooi alles wordt…
en wat voorbij is